L

laatste letter -d of -t?

Als je niet weet of een woord eindigt op een -d of een -t, kun je de verlengproef gebruiken. Je maakt dan het woord langer en als je een d hoort, schrijf je een d en als je een t hoort, schrijf je een t. Deze truc werkt alleen als het woord geen persoonsvorm is.

Latijn

Latijn is de taal van de oude Romeinen. Voorvoegsels als anti-, mono-, pro- en re- komen uit het Latijn. Er zijn ook achtervoegsels die we uit het Latijn of Grieks hebben overgenomen, zoals -theek en -tor.

lay-out

Lay-out is een ander woord voor de opmaak van een tekst. Je kunt aan de lay-out van een tekst zien voor welke lezers een tekst bedoeld is. Advertenties, teksten voor jongeren en populaire weekbladen voor een breed publiek (zoals Nieuwe Revu, Quest, Story) zijn vaak rijk geïllustreerd en hebben meestal drukke (motiverende) koppen en veel kleuren. Tijdschriften voor een kleiner publiek (zoals Filosofie Magazine, Yoga Magazine, Onze Taal) hebben niet zoveel illustraties en zijn vaak zakelijker opgemaakt, met informatieve koppen.
Als je zelf de lay-out moet maken, kun je in een tekst voor jongeren veel kleuren en afbeeldingen gebruiken; volwassenen bereik je beter met een rustige lay-out.

leenwoord

Taal verandert voortdurend: er komen nieuwe woorden bij en oude woorden verdwijnen. We lenen woorden uit andere talen; dat zijn leenwoorden, zoals chip, jus d’orange, boerka.
Leenwoorden komen tegenwoordig meestal uit het Engels. Vroeger namen we vooral uit het Duits en het Frans woorden over en nog langer geleden uit het Latijn. Maar het Nederlands heeft ook woorden uit andere talen overgenomen, zoals uit het Arabisch (bijvoorbeeld cijfer), het Maleis (piekeren), het Italiaans (pasta) en het Turks (yoghurt).

De meeste woorden die we overnemen uit andere talen, worden in de loop van de tijd aangepast aan het Nederlandse spellingsysteem, maar Engelse woorden behouden hun Engelse schrijfwijze. Toch maken we in het Nederlands ook met deze woorden nieuwe vormen, bijvoorbeeld verkleinwoorden (baby’tje) en werkwoorden (computeren). Daarvoor zijn regels nodig.

Zo spel je Engelse leenwoorden

sterDe spelling van Franse leenwoorden
Voor de spelling van Franse leenwoorden gelden deze regels:

Tip: gebruik voor de spelling van leenwoorden het woordenboek.

leenwoorden, neologismen en etymologie

Taal verandert voortdurend: er komen nieuwe woorden bij en oude woorden verdwijnen. Nieuwe woorden ontstaan op twee manieren:

Leenwoorden komen tegenwoordig meestal uit het Engels. Vroeger namen we vooral uit het Duits en het Frans woorden over en nog langer geleden uit het Latijn. Maar het Nederlands heeft ook woorden uit andere talen overgenomen, zoals uit het Arabisch (bijvoorbeeld cijfer), het Maleis (piekeren), het Italiaans (pasta) en het Turks (yoghurt).
Neologismen zijn bijna altijd samenstellingen: nieuwe combinaties van bekende woorden.
De etymologie is het onderdeel van de taalwetenschap dat zich bezighoudt met de oorsprong en ontwikkeling van onze woorden.

leestekens

Je gebruikt de volgende leestekens

lidwoord

Een lidwoord hoort bij een zelfstandig naamwoord; de en het zijn bepaald lidwoord (blw), een (spreek uit als un) is onbepaald lidwoord (olw).
Soms spreek je een uit als 1 (een van hen); dan is een géén lidwoord.
Soms hoort het niet bij een zelfstandig naamwoord; dan is het géén lidwoord.

liefdesgedicht

Veel gedichten hebben de liefde als onderwerp. Gedichten zijn erg geschikt om gevoelens als liefde weer te geven, want in een gedicht kun je veel zeggen met weinig woorden.

Het grote gevaar van het dichten over liefde is het gebruik van een cliché. Clichés zijn te veel gebruikte en daardoor afgezaagde woorden of zinnen. Bijvoorbeeld:
Je ogen zijn blauw / ik hou van jou / ik blijf je trouw.
Ga vanavond met me mee / naar de zonsondergang aan de zee.
Een hopeloos verliefde / voelt vlinders in haar buik.
Professionele dichters gebruiken originele beelden en eigen, bijzondere woorden.

lijdend voorwerp

Het lijdend voorwerp (lv) is een zinsdeel dat je vindt met de vraag: Wat (Wie) + werkwoordelijk gezegde + onderwerp?

Bij toevallig wederkerende werkwoorden (bijvoorbeeld zich vermaken en zich verwonden) hoort niet een wederkerend voornaamwoord. Je kunt immers jezelf vermaken of verwonden, maar ook een ander.
In een zin met een toevallig wederkerend werkwoord hoort het wederkerend voornaamwoord niet bij het werkwoordelijk gezegde; het is lijdend voorwerp.
Voorbeeld:
Ik verwondde me vanmiddag bij het openen van een blikje ansjovis.
wg = verwondde
lv = me