Z

Z-lijn

één van de donkere dwarslijntjes op een myofibril die met gepolariseerd licht en een microscoop zichtbaar zijn. Een myofibril is opgebouwd uit sarcomeren. De Z-lijn is de scheidingslijn tussen twee achter elkaar gelegen sarcomeren en ligt dus in het midden van de I-band. Zie: myofibril, sarcomeer, I-band, A-band, H-band.

zaadbal

testis (meervoud: testes). In de zaadballen zitten de zaadbuisjes met het kiemweefsel voor de mannelijke geslachtscellen (de zaadcellen). De zaadballen maken het geslachtshormoon testosteron. Aan de bovenzijde van de zaadbal zit de bijbal waarin de zaadcellen worden opgeslagen. Zie: zaadbuisjes, kiemweefsel, spermatogenese, testosteron, sperma, bijbal.

zaadblaasjes

klieren die in de zaadleiders uitmonden en vocht produceren. Deze vloeistof activeert de zaadcellen om zich voort te bewegen met de zwemstaart. Zie: zaadcel, zaadleider, sperma, prostaat.

zaadbuisjes

lange gekronkelde buisjes in de testes waarin de spermatogenese plaatsvindt. Zie: zaadbal, spermatogenese.

zaadcel

spermacel, mannelijke gameet. Zie: geslachtscel, spermatogenese, meiose, sperma, bevruchting.

zaaddodend middel

een gel dat zaadcellen doodt. Zie: voorbehoedmiddel.

zaadleider

de buis uit elke zaadbal, waardoor de zaadcellen naar de urinebuis in de penis worden gestuwd. Bij sterilisatie van de man worden de beide zaadleiders doorgeknipt. Zie: steriliseren (1).

zaadlozing

het vrijkomen van het zaad (sperma) bij een orgasme. Zie: orgasme.

zaadvocht

het vocht uit de zaadblaasjes en uit de prostaat dat een groot deel van het spermavolume bepaalt. Zie: sperma.

zelfmoordgen

een gen dat aangeschakeld wordt bij onherstelbare (DNA-) schade in de cel. Het zelfmoordgen veroorzaakt celdood en is tevens van belang bij geprogrammeerde celdood. Zie: geprogrammeerde celdood.

zender

het dier dat een signaal geeft, waarop een ander dier (de ontvanger) reageert. Zie: communicatie.

zenuw

orgaan bestaande uit een bundel uitlopers van zenuwcellen, cellen van Schwann en bindweefsel. De uitlopers van de zenuwcellen zijn meestal axonen. De axonen zijn geïsoleerd van elkaar (door een myelineschede), zodat ze elkaar niet beïnvloeden. Een bekende zenuw is de armzenuw bij je elleboog, die bij een tik een pijnlijke prikkeling veroorzaakt in de onderarm. Sensorische zenuwen zijn bundels van sensorische zenuwcellen. Motorische zenuwen bevatten motorische zenuwcellen. Er bestaan ook gemengde zenuwen. Zie: zenuwcel, axon, myelineschede.

zenuwcel

een cel die is gespecialiseerd om impulsen te ontvangen en door te geven. De impulsen komen binnen via synapsen op de dendrieten en gaan via het cellichaam naar het axon. Met een of meer synapsen maakt het uiteinde van het axon contact met een of meer andere zenuwcellen of met een spier of klier (de effector). Er zijn motorische en sensorische zenuwcellen en schakelcellen. Rond het axon van een zenuwcel ligt een myelineschede, die bestaat uit cellen van Schwann. De myelineschede is van belang voor de elektrische isolatie van een axon en voor de prikkelgeleiding. Zie: dendriet, axon, impuls, synaps, effector, motorische zenuwcel, sensorische zenuwcel, schakelcel, myelineschede.

zenuwuitloper

een axon of dendriet van een zenuwcel. Zie: axon, dendriet, zenuwcel.

zetmeel

een polysacharide, een reservestof bij planten die wordt opgeslagen in de amyloplasten. Zetmeel bestaat uit lange ketens van glucosemoleculen. Daardoor treedt in de cel geen extra osmose op, wat wel het geval zou zijn bij de opslag van losse glucosemoleculen. Zetmeel in voedingsmiddelen wordt in het verteringsstelsel verteerd zodat de vrijgemaakte glucosemoleculen in het bloed kunnen worden opgenomen. Zie: polysacharide, amyloplast, osmose.

ziekteverwekkers

organismen, virussen, stoffen en straling die lichaamscellen in het lichaam kunnen ontregelen, waardoor ziekteverschijnselen kunnen ontstaan. Zie: afweersysteem.

zintuig

een orgaan met zintuigcellen dat kan reageren op een (verandering van) inwendige of uitwendige toestand. De zintuigcellen kunnen een impuls aan een sensorische zenuw geven die wordt doorgegeven aan het centraal zenuwstelsel. Zintuigen vormen een onderdeel van een regelkring. De zintuigen voor licht, geluid, druk, beweging, temperatuur, geur en smaak reageren op uitwendige prikkels. Binnen het lichaam zijn zintuigen actief voor factoren als bloeddruk, CO2-concentratie, O2-concentratie, pH, enz. Zie: zintuigcel, sensorische zenuwcel, regelkring.

zintuigcel

receptorcel, sensorische cel. Een cel in een zintuig die gevoelig is voor een voldoende sterke adequate prikkel. De prikkel veroorzaakt een impuls die via een synaps wordt doorgegeven aan een sensorische zenuwcel. Zie: zintuig, adequate prikkel, prikkeldrempel, receptor, sensorische zenuwcel, zenuw, impuls, synaps.

zoöplankton

(microscopisch) kleine dieren die in het water zweven (zowel in zoet als in zout water). Herbivoor zoöplankton leeft van fytoplankton, carnivoor zoöplankton eet zoöplankton. Zie ook: fytoplankton.

zure regen

ontstaat o.a. wanneer ammoniakgas (NH3) ontsnapt uit de bodem of uit mest en urine. Ammoniakgas reageert met waterdamp in de lucht, waardoor een zuur ontstaat: salpeterzuur. Dit zuur komt met neerslag weer op de bodem (zure regen). Zo kan ook zwaveldioxide (SO2) in verbrandingsgassen met water in de lucht zwavelzuur (H2SO2) vormen. Stikstof- en zwavelverbindingen zitten in uitlaatgassen van gemotoriseerde vervoermiddelen en fabrieken waar fossiele brandstoffen worden verbrand. Door zure regen komen plantenvoedingsstoffen in de bodem, wat kan leiden tot veranderingen in de vegetatie en het afsterven van bomen. Zie: eutrofiëring.

zuurstofradicalen

een vorm van zuurstof die sterk reactief is, waardoor enzymen en andere stoffen worden aangetast.

zuurstofspanning

pO2. Het gedeelte van de (lucht-)druk dat veroorzaakt wordt door de zuurstofdeeltjes.

zwangerschap

de periode dat een vrouw een ongeboren kind draagt, gemiddeld 38 weken (40 weken na haar laatste menstruatie).

zwangerschapshormonen

de hormonen die van belang zijn bij de innesteling en de groei van het embryo / foetus en bij de lichamelijke veranderingen die bij de moeder nodig zijn. Belangrijke zwangerschapshormonen zijn: progesteron en HCG. Progesteron wordt gemaakt door het geel lichaam. Het stimuleert de doorbloeding van de placenta en de groei van de borstklieren. HCG wordt door het embryo / foetus gemaakt. Het houdt de progesteronproductie door het geel lichaam gedurende 3 maanden in stand. Daarna neemt de placenta de productie van progesteron over. Zie: progesteron, HCG.

zware metalen

metalen (b.v. koper, cadmium, kwik, lood) die al in kleine hoeveelheden grote schade kunnen toebrengen aan organismen.

zwavelbrug

een binding tussen twee S-atomen van verschillende aminozuren van een eiwit door middel van een gemeenschappelijk elektronenpaar. Zwavelbruggen en waterstofbruggen kunnen zo delen van het eiwit in de vorm van lussen vastleggen. Zie: eiwit, waterstofbrug.

zweet

de afscheiding van de zweetklieren in de lederhuid. Zweet bestaat uit water met een geringe concentratie aan zouten. Door verdamping van zweet koelt de huid af. Zie: warmteverlies, verdampingswarmte.

zwellichaam

langgerekte delen in de penis die zich kunnen vullen met bloed, daardoor opzwellen en een stijve penis (erectie) veroorzaken.

zygote

bevruchte eicel. Zie: bevruchting.