X

X-chromosomaal gen

een gen dat in het X-chromosoom ligt, zoals het gen voor hemofilie en het gen voor kleurenblindheid voor rood en groen. X-chromosomale eigenschappen komen meestal wel bij de man, maar niet bij de vrouw tot uiting in het fenotype. Bij de man is immers maar één X-chromosoom in de cel zodat slechts één allel bepalend is voor zo'n eigenschap. Bij een recessief allel voor hemofilie bij de man volgt een fenotypische uiting daarvan: de man heeft hemofilie. Bij één recessief allel bij de vrouw hoeft de afwijking niet op te treden, als het andere X-chromosoom het dominante allel heeft. Er bestaat een kleine kans dat de vrouw homozygoot recessief is en dus hemofilie heeft. Zie: geslachtschromosomen, X-chromosoom, kleurenblindheid, hemofilie, drager/draagster, dominant, recessief, fenotype, autosomaal gen.

X-chromosoom

het geslachtschromosoom dat in diploïde cellen van de vrouw in tweevoud aanwezig is (XX) en bij de man gecombineerd is met een Y-chromosoom (XY). Het X-chromosoom bevat veel genen (net als de autosomen), waaronder de genen die voor het geslacht van belang zijn. Meestal in een vrouwelijke cel één X-chromosoom actief, terwijl het andere gespiraliseerd blijft. Dit inactieve X-chromosoom is het lichaampje van Barr. Zie: geslachtschromosomen, Y-chromosoom, lichaampje van Barr.

xenotransplantatie

het transplanteren van een orgaan van een dier (of delen daarvan) in het lichaam van de mens. Het dier is genetisch gemodificeerd om latere afstoting van het dierlijke orgaan in het lichaam van de mens te voorkomen. Zie: transplantatie, biotechnologie.