6 Passé composé (voltooid tegenwoordige tijd)

Als je iets wilt vertellen of beschrijven wat in het verleden is gebeurd of wat iemand heeft gedaan, gebruik je de passé composé. Deze bestaat uit een hulpwerkwoord (avoir of être) en een voltooid deelwoord (participe passé).
J'ai parlé. Ik heb gesproken.
Je suis parti(e). Ik ben vertrokken.

Hulpwerkwoord avoir of être

Bijna alle werkwoorden die in het Nederlands met hebben worden vervoegd, worden in het Frans vervoegd met avoir.
Bijna alle werkwoorden die in het Nederlands met zijn worden vervoegd, worden in het Frans vervoegd met être.
aller (gaan) - venir (komen)
arriver (aankomen) - partir (vertrekken)
entrer (binnenkomen) - sortir (uitgaan)
monter (naar boven gaan, instappen) - descendre (naar beneden gaan, uitstappen)
retourner (terugkeren) - rentrer (thuiskomen)
tomber (vallen) - rester (blijven)
naître (geboren worden) - mourir (sterven)
passer (langs gaan/lopen) (In de betekenis doorbrengen vervoeg je passer juist met avoir!)

Uitzonderingen:
changer (veranderen)
commencer (beginnen)
disparaître (verdwijnen)
être (zijn)
finir (eindigen)
paraître (schijnen)
réussir (slagen)

J' ai commencé. Ik ben begonnen.
J' ai été. Ik ben geweest.

Verder vervoeg je alle wederkerende werkwoorden (bijvoorbeeld se laver, zich wassen) in het Frans met être. Zie ook 17 Wederkerende werkwoorden.

L'accord du participe passé

Het voltooid deelwoord (participe passé) richt zich naar een ander zinsdeel als:
- het voltooid deelwoord met être vervoegd wordt,
- het voltooid deelwoord met avoir vervoegd wordt en het lijdend voorwerp vóór de persoonsvorm staat.

Het voltooid deelwoord wordt met être vervoegd

Als je être gebruikt als hulpwerkwoord, komt er soms een extra e en/of s achter het voltooid deelwoord. Het voltooid deelwoord richt zich dan naar het onderwerp.

il est allé hij is gegaan
elle est allée zij is gegaan
nous sommes allé(e)s wij zijn gegaan
vous êtes allé(e)(s) jullie zijn gegaan/u bent gegaan
ils sont allés zij zijn gegaan
elles sont allées zij zijn gegaan
Onderwerp Voltooid deelwoord
mannelijk enkelvoud -
vrouwelijk enkelvoud -e
mannelijk meervoud -s
vrouwelijk meervoud -es

Het voltooid deelwoord wordt met avoir vervoegd en het lijdend voorwerp staat vóór de persoonsvorm

Als het voltooid deelwoord met avoir wordt vervoegd en het lijdend voorwerp staat vóór de persoonsvorm, dan moet er soms een extra e en/of s achter het voltooid deelwoord komen. Het voltooid deelwoord richt zich dan naar het lijdend voorwerp.

Tu as lu les livres? Heb je de boeken gelezen?
Oui, je les ai lus. Ja, ik heb ze gelezen.

Meestal staat het lijdend voorwerp achter het voltooid deelwoord. Dan verandert het voltooid deelwoord dus niet.
Het lijdend voorwerp kan in de volgende drie gevallen vóór de persoonsvorm staan:

1 Als het lijdend voorwerp een persoonlijk voornaamwoord is:
Mon père a acheté la voiture. Mijn vader heeft de auto gekocht.
Il l'a achetée. Hij heeft hem gekocht.
2 Als er een vraagwoord staat vóór het lijdend voorwerp:
Quelle voiture a-t-il achetée? Welke auto heeft hij gekocht?
3 Als het lijdend voorwerp een betrekkelijk voornaamwoord is:
La voiture qu'il a achetée. De auto die hij heeft gekocht.