W

waarden

zaken die algemeen belangrijk worden gevonden, zoals respect, gezondheid, veiligheid. Zie: normen.

warmtestuwing

oververhitting van het lichaam. Warmtestuwing is een verhoging van de kerntemperatuur die optreedt wanneer het warmteverlies van het lichaam kleiner is dan warmteproductie. Zie: warmteverlies, regelkring.

warmteverlies

het kwijtraken van warmte-energie door: uitstraling, geleiding, stroming, verdamping. Zie: uitstraling, geleiding, stroming, verdamping, regelkring.

water

een essentiële voedingsstof. Water is voor alle organismen een voorwaarde voor leven.

waterkwaliteit

de mate waarin het water voldoet aan de eisen. Die kwaliteitseisen zijn afhankelijk van de functie die het water heeft (bv. drinkwater, vaarwater, recreatiewater, natuur). Voor kraanwater zijn de eisen o.a. gebaseerd op de concentraties van stoffen die voor de gezondheid van belang zijn. Voor de functie van vaarwater zijn er relatief weinig eisen waaraan het water moet voldoen. Voor de functie van natuur zijn de kwaliteitseisen gebaseerd op de omstandigheden waarin een zo natuurlijk mogelijke diversiteit aan soorten kan bestaan (bv. met lage concentraties fosfaten, nitraten, giftige stoffen en weinig verstoring door recreatie en visserij). Zie: beleidsdoelstelling, streefbeeld, referentiewaarde, verstoord ecosysteem.

waterstofbrug

een binding tussen twee H-atomen van verschillende aminozuren in een eiwit door middel van een gemeenschappelijk elektronenpaar. Waterstofbruggen en zwavelbruggen kunnen zo delen van het eiwit in de vorm van lussen vastleggen. Zie: eiwit, zwavelbrug.

weeën

sterke samentrekkingen van de baarmoederspier waardoor de foetus naar buiten wordt gedreven. De weeën worden opgewekt dankzij hormonen die de foetus geproduceert. Deze hormonen stimuleren bij de moeder de productie van prostaglandinen die de weeën veroorzaken. Zie: baarmoeder, prostaglandinen, oxytocine.

weefsel

een groep cellen met dezelfde bouw en functie. Er kunnen verschillende weefsels samenwerken in een orgaan. B.v.: het hart bestaat vooral uit spierweefsel (voor samentrekking), zenuwweefsel (voor de prikkelgeleiding) en bindweefsel (houdt de weefsels bij elkaar).

weefselkweek

een kunstmatige vorm van ongeslachtelijke voortplanting. Daarbij worden uit één of enkele cellen 'weefsels' of zelfs nieuwe individuen gekweekt. Zie: ongeslachtelijke voortplanting, biotechnologie.

weefselvloeistof

de vloeistof rond de cellen. Weefselvloeistof bestaat uit een deel van het bloedplasma dat voortdurend vanuit de haarvaten van het bloedvaatstelsel naar de cellen stroomt. Vanuit de weefsels verzamelt de weefselvloeistof zich in de haarvaten van het lymfevaatstelsel. Zie: haarvaten, lymfevaatstelsel.

welvaartsziekten

ziekten in welvarende landen die ontstaan als gevolg van een eenzijdige voeding (b.v. te veel vet) en te weinig lichaamsbeweging.

wet van Fick

de formule die de diffusiesnelheid van een stof door een andere stof beschrijft: n = D . A . Dc / Dx. n = het aantal mol van stof X dat per seconde een oppervlak A van stof Y passeert. D = diffusiecoëfficiënt (afhankelijk van de eigenschappen van X en Y en de temperatuur). A = (area) het oppervlak van Y waarover de diffusie plaatsvindt. Dc / Dx is de diffusiegradiënt, waarbij Dc = het concentratieverschil van X vóór en achter het diffusieoppervlak Y, Dx = de afstand waarover de diffusie plaatsvindt (de dikte van Y). Zie: diffusie.

wetenschappelijke naam

de Latijnse naam van een soort b.v: Felis domestica , de Huiskat). De wetenschappelijke naam bestaat uit een geslachtsnaam (Felis, kat) en een soortaanduiding (domestica , 'huiselijk'). Zie: soort, geslacht (2), taxon.

winterrust

de periode waarin zoogdieren (b.v. vleermuizen) energie besparen door zich zo weinig mogelijk te bewegen en hun tijd voor een groot deel slapend door brengen. De lichaamstemperatuur daalt enige graden. Zie ook: winterslaap.

winterslaap

de periode waarin een warmbloedig dier (b.v. een grondeekhoorn in Alaska) zijn lichaamstemperatuur sterk laten dalen, zodat hij met minder energie toe kan. Zie ook: winterrust.

witte bloedcellen

vrijwel kleurloze bloedcellen die in bloed en lichaamsweefsels voorkomen. Witte bloedcellen spelen een belangrijke rol bij de aspecifieke en specifieke afweer. Er zijn verschillende soorten witte bloedcellen, namelijk fagocyten, macrofagen en lymfocyten. Zie: fagocyt, macrofaag, lymfocyt, lymfeklier, aspecifieke afweer, specifieke afweer, rode bloedcellen, bloedplaatjes.

wondernetwerk

een aanpassing van warmbloedige dieren aan levensomstandigheden bij lage temperaturen. Door een speciale ligging en bouw van slagaders en aders kan warmte-uitwisseling plaatsvinden tussen slagaderlijk en aderlijk bloed. Het bloed in beide typen vaten stroomt tegengesteld aan elkaar. Het afgekoelde bloed in de aderen van b.v. ledematen wordt door een wondernetwerk opgewarmd, zodat het de kerntemperatuur van het lichaam niet te veel verlaagt. Bovendien wordt het bloed in de slagaders afgekoeld voordat het de ledematen instroomt, zodat er niet te veel warmte aan de omgeving wordt afgegeven. Zie ook: tegenstroomprincipe.

worteldruk

de druk die in wortels ontstaat door osmose. Wortels nemen actief zouten op, water gaat daarna naar binnen door osmose. De druk die hierdoor ontstaat, perst water en opgeloste stoffen omhoog in houtvaten. Zie: houtvaten, osmose.

wortelharen

cytoplasmauitstulpingen van opperhuidcellen van jonge worteldelen. Zie: cytoplasma.