U
uitdroging
het verliezen van overmatig veel vocht. ADH is een hormoon dat de nieren remt in de afgifte van water via urine. Zie: ADH.
uitscheiding
het verwijderen van afvalstoffen vanuit het interne milieu naar het externe milieu. De nieren zijn belangrijke uitscheidingsorganen. Zie: nier, nefron.
uitstraling
de warmtestraling van een lichaam naar de omgeving. Warmtestraling is infrarood licht. Door de uitstraling van warmte kan een lichaam overtollige warmte kwijtraken. Zie: warmteverlies, stroming.
uitwendige bevruchting
de bevruchting van een eicel buiten het moederlichaam, zoals dat plaatsvindt bij de meeste vissen, amfibieën en lagere diersoorten. Zie: gedrag, seksualiteit, seksuele voortplanting, paartijd, inwendige bevruchting.
uitwendig milieu
de omstandigheden buiten het lichaam. Het uitwendig milieu en het inwendig milieu zijn van elkaar gescheiden door het dekweefsel van huid, longen en darmen. Zie: inwendig milieu, dekweefsel.
uitwendige prikkel
een prikkel uit de omgeving, zoals geluid, temperatuur, zoutgehalte, gedrag van een soortgenoot, enz. Zie: prikkel, receptor, communicatie, inwendige prikkel.
uracil (U)
een stikstofbase in het RNA. Uracyl (U) is complementair met de base adenine (A), waardoor A-U kan worden gevormd. Zie: stikstofbasen, complementair, RNA.
ureum
een afvalstof die ontstaat bij de afbraak van aminozuren in de lever. Ureum wordt door de nieren uit het bloed gehaald en verlaat het lichaam via de urine. Zie: nefron, stikstofkringloop.
urine
de waterige oplossing van afvalstoffen (vooral ureum) die de nieren produceren. Zie: nefron, ureum.
urineblaas
de verzamelblaas van urine die via de beide urineleiders vanuit de nieren wordt aangevoerd. Zie: nier, urineleider, urinebuis.
urinebuis
de afvoerbuis van urine vanaf de urineblaas naar buiten. De urinebuis komt uit in de vagina of in de penis. Zie: nier, urineblaas, urineleider.
urineleider
de afvoerbuis van urine vanuit een nier naar de urineblaas. Zie: nier, urineblaas, urinebuis.